Hoe kijk jij tegen de politiek aan? Jouw mening telt.
Beeld: Tussen wal en schip
In het teken van de Indonesische Onafhankelijkheidsdag en Dekoloniale Herdenking sprak ik met Benjamin Caton. Caton, eerder te horen in een podcastaflevering van Radio Pedis bij Omroep ZWART, is initiatiefnemer van de Dekoloniale Indonesië Nederland Herdenking en een van de hoofdpersonen in de documentaire Tussen Wal en Schip. In het interview bespreekt hij de betekenis van belangrijke herdenkingsdagen, de rol van zijn familiegeschiedenis, en de manier waarop verhalen over kolonialisme en onafhankelijkheid vandaag de dag worden overgedragen.
15 augustus markeert het einde van de Tweede Wereldoorlog in Azië, maar in Nederland ligt de focus vooral op het nationale en militaire aspect. De miljoenen Indonesische slachtoffers krijgen pas recent erkenning. 16 augustus is de Dekoloniale Herdenking, waarbij kolonialisme, oorlog en onafhankelijkheidsstrijd samen worden belicht. Het benadrukt dat trauma’s voortkomen uit een koloniaal systeem dat al vóór 1941 bestond. 17 augustus, de Indonesische Onafhankelijkheidsdag, viert de Proklamasi. Voor sommige gemeenschappen, zoals Molukkers en West-Papoeanen, is dit echter ook een pijnlijke dag vanwege onderdrukking in het huidige Indonesië. Daarom biedt de Dekoloniale Herdenking ruimte voor verschillende perspectieven en legt zij de nadruk op de verhalen van onderdrukking, slavernij en genocide, in plaats van op nationalisme en militarisme.
Voor mij is het vooral een moment om mijn Indonesische voorouders te eren. Ik groeide op met 15 augustus, dat in Nederland sterk militair en nationalistisch geladen is, terwijl 17 augustus juist draait om onafhankelijkheid. Voor veel Indo-Europeanen is deze datum dubbel: sommigen verloren hun geboorteland en familie na de onafhankelijkheid. Toch ligt de kern van die pijn bij het koloniale systeem, niet bij de bevrijdingsstrijd zelf. Indonesiërs vochten terecht voor vrijheid van onderdrukking, ook al bracht dat voor bepaalde groepen verlies met zich mee.
Ik vind het belangrijk dat in Nederland naast 15 augustus ook 17 augustus een plek krijgt. Herdenkingen moeten daarbij gaan over de verhalen van burgers, niet over vlaggen en militaire symboliek. Op die manier krijgen beide geschiedenissen erkenning, en wordt ruimte gemaakt voor gedeelde herinneringen zonder het te reduceren tot nationalistische vieringen.
Mijn motivatie komt direct uit mijn familiegeschiedenis. Aan beide kanten heb ik Indo-Europese wortels, en via mijn moeders kant ook plantagehouders en -arbeiders. Het koloniale verleden is onderdeel van iedereen die in Nederland woont: onze infrastructuur, welvaart en cultuur zijn erdoor gevormd. Toch kreeg ik er op school slechts één regel over, vaak weggestopt in het hoofdstuk over de “Gouden Eeuw”. Dat contrast met andere gemeenschappen raakte me: vrienden van Turkse of Marokkaanse afkomst kenden hun geschiedenis, terwijl ik niet eens wist waarom mijn familie niet islamitisch was, ondanks Indonesië’s moslimmeerderheid.
Dit gebrek aan kennis is geen toeval, maar het gevolg van structurele verwaarlozing in zowel Nederland als voormalige koloniën. Kolonialisme heeft de wereldorde gevormd en houdt ongelijkheid in stand. Wie de huidige problemen wil begrijpen of oplossen, moet de oorsprong kennen, inclusief het feit dat kolonialisme niet alleen verleden is, maar nog steeds in moderne vormen bestaat.
Er zijn zeker overeenkomsten, maar het is belangrijk om te benadrukken dat het niet precies hetzelfde is. In het geval van Israël gaat het over settler colonialism: mensen die, vaak na het verlies van hun familie in de Holocaust, naar een gebied zijn gekomen waar nu een bestaand volk wordt onderdrukt. Bij Indonesië was het in eerste instantie de Inheems Indonesische bevolking zelf die opstond tegen de koloniale overheerser, Nederland. Met het officiele nationale motto van het nieuwe Indonesië “eenheid in diversiteit” versloegen zij de witte kolonisten. Om sterk te staan, moesten zij een eenheid vormen. Die eenheid werd vervolgens helaas belangrijker dan die diversiteit. Niet alle groepen wilden bij Indonesië horen, en liever hun eigen cultuur en identiteit behouden. Zo zijn er gemeenschappen, zoals de Papua’s en Molukkers, die nooit vrijwillig deel zijn gaan uitmaken van Indonesië.
Zoals een Molukse kunstenaar het verwoordde: “We never crossed the border, the border crossed us.” Zij werden opgenomen in een staat waar ze niet in wilden zijn, en worden sindsdien onderdrukt. In beide situaties, de Palestijnen en de Papoea’ers, gaat het om een verlangen naar soevereiniteit en om het verzet van een Inheems volk. Zij vechten tegen een gecentraliseerde macht die ontstaan is als reactie op geweld, zoals Israël of Indonesië, vaak gesteund door grootmachten zoals de Verenigde Staten.
Mijn grootvader van moederskant was Joods én Indo-Europees. Weinig mensen weten dat er Joodse gemeenschappen waren in voormalig Nederlands-Indië. In beide geschiedenissen herken ik patronen van dader en slachtoffer: in Indonesië werden mensen tot slaaf gemaakt, uitgebuit en vermoord door de Nederlandse kolonisator; in Europa werden Joden tijdens de Shoah om raciale redenen uitgeroeid en economisch uitgebuit. Wat me opvalt, is dat slachtofferschap soms later wordt gebruikt om een sterke nationale identiteit te rechtvaardigen, die vervolgens zelf onderdrukt. Zo onderdrukt Israël de Palestijnen, en Indonesië de Papoea’s, met enorme mensenrechtenschendingen tot gevolg. Ook Chinese Indonesiërs en communisten werden slachtoffer van massamoorden. De les is dat rollen van dader en slachtoffer kunnen verschuiven, maar het systeem van racialisering en uitbuiting hetzelfde blijft. Vrijheid betekent dat je ook kritisch bent wanneer jouw eigen gemeenschap onderdrukt.
Veel kennis is mondeling doorgegeven, maar ook verloren gegaan door vernietiging van bronnen en gebrek aan politieke wil om te onderzoeken. De verhalen worden vaak verteld door nazaten van gekoloniseerden, die minder vertegenwoordigd zijn in machtsposities. Dat bemoeilijkt toegang en erkenning. Toch zie ik verandering: de Dekoloniale Herdenking creëert ruimte om deze geschiedenis te delen. Ook groeit de aandacht in de media, met meer focus op intersectionele perspectieven en diversiteit in verhalen. Hierdoor wordt de overdracht toegankelijker, al blijft veel werk te doen om structurele onwetendheid en stilzwijgen te doorbreken.
Over het verschil in generaties in Indonesië zelf kan ik het minder goed zeggen, maar ik weet wel dat ook nu veel protesten door studenten worden geleid, net als in het verleden. Denk aan het congres van 1928, Hari Sumpah Pemuda, waar de Indonesische identiteit werd geformuleerd als tegenreactie op het Nederlandse kolonialisme. Studenten en jongeren hebben historisch vaak een leidende rol gespeeld in revolutionaire bewegingen, en dat zie je nu in Indonesië opnieuw.
In de Indo-Europese gemeenschap in Nederland weet ik meer over de generatieverschillen, omdat ik dat verschil al mijn hele leven heel dichtbij beleef. De eerste generatie groeide op in Nederlands-Indië, verloor familie of zat in concentratiekampen vanwege hun Europese achtergrond. Ze moesten vluchten en hebben in Nederland, als eerste grote groep mensen van kleur, hun hele leven geprobeerd zich te bewijzen als ‘Nederlander’. Assimileren stond centraal. De derde generatie, mijn generatie, laat juist zien: dat assimileren heeft niet gewerkt. We hebben veel van onze rijkdom en biculturaliteit verloren, maar voelen ons ook niet volledig Nederlands. Indonesië was een van de eerste landen die dekoloniseerde, en de Indo-Europeanen verhuisden massaal naar het land van de kolonisator en probeerden zich daar aan te passen. Drie generaties later is dat nog steeds niet volledig gelukt, wat laat zien dat identiteit niet zomaar uit te wissen is, en dat pogingen daartoe gewelddadig zijn.
De One Piece-serie gaat over piraten die opkomen tegen een autoritair regime, en de vlag wordt gebruikt als symbool van protest tegen de problemen in Indonesië, 80 jaar na de onafhankelijkheid en het hijsen van de Indonesische vlag. Het laat zien dat het hebben van een eigen staat na het meemaken van geweld niet betekent dat dat land heilig of foutloos is, vergelijkbaar met Israël. De vlag symboliseert kritiek op militarisering, politieke inmenging van het leger, en politiepraktijken.
Ik vind het geweldig dat popcultuur kan worden ingezet als politiek protestmiddel, omdat het bekend en toegankelijk is voor de massa. Het kan een krachtig symbool zijn voor mensen om kritiek te uiten op de staat. Juist omdat het op zichzelf onschuldig lijkt, een simpel vlaggetje, maar toch door de politiek als gevaarlijk wordt gezien, zegt dat veel over het belang van vrijheid van kritiek. Daarnaast speelt dit protest tegen de achtergrond van een nieuw nationaal narratief in Indonesië die de staat wil doorvoeren. Hierin wil de staat een deel van de geschiedenis, zoals de genocide op Chinees-Indonesiërs en communisten, weglaten. Dat is gevaarlijk en problematisch, en symbolen uit popcultuur kunnen helpen om die onrechtvaardigheden aan de kaak te stellen.
Sowieso krijgt de onafhankelijkheidsdag op zichzelf al veel te weinig aandacht in Nederland. Wat echt heel jammer is, want het is een belangrijk moment in onze geschiedenis. En Indo-Europezen bestaan niet alleen uit een Europese kant - ook uit een Indonesische kant. Die mag vaker geëerd worden. Ook de situatie in West-Papoea, en de rol van Nederland daarin, verdient veel meer aandacht. Nederland heeft ooit de belofte gedaan van een onafhankelijk Papoea, maar die is nooit ingelost.
Wat ik ook mis in de geschiedschrijving, is uitleg over hoe kolonialisme nawerkt. Het is geen afgesloten hoofdstuk: onderdrukking blijft als een soort virus aanwezig. Veel voormalige koloniën kampen nog steeds met militaire repressie, waarbij een machtsapparaat de bevolking onderdrukt.
In Indonesië zie je dat bijvoorbeeld bij het geweld tegen Chinese Indonesiërs, die in 1965 en 1998 slachtoffer werden van zware vervolgingen en zelfs genocides. Hetzelfde patroon is zichtbaar in Oost-Timor, West-Papoea en de Molukken, waar ook veel geweld heeft plaatsgevonden. Dit zijn verhalen die onlosmakelijk verbonden zijn met de Nederlandse geschiedenis en daarom een vaste plek verdienen bij herdenkingen rond de Onafhankelijkheidsdag.
Ik zie onafhankelijkheid zelf niet als iets met een schaduwkant; het is ontzettend belangrijk en goed dat Indonesië onafhankelijk is geworden en het koloniale stelsel stopte. Maar het probleem is dat onafhankelijkheid niet automatisch betekent dat het land goed bestuurd wordt. Bij herdenken is het cruciaal dat nationalisme en militarisme niet centraal staan, maar juist de verhalen van gewone burgers. Die mensen moeten de hoofdpersoon zijn. Het gaat erom gemeenschappen te versterken en transparant te zijn over het verleden: wat is er echt gebeurd, zonder nationale propaganda?
Ik raad documentaires aan die dit perspectief goed belichten, zoals Indië verloren en Djakarta 1946, die vanuit Indonesisch perspectief vertellen. Ook vind ik het belangrijk om de rol van Indo-Europeanen te benoemen, omdat zij vaak een dubbel gevoel hebben over de strijd tegen het koloniale stelsel. Tot slot nodig ik mensen uit voor de Dekoloniale Herdenking op 16 augustus om 19:00 bij het Monument Indië Nederland in Amsterdam, een fijne plek waar deze complexe geschiedenis wordt besproken en herdacht zonder de gebruikelijke nationale mythes.
Benjamin was ook te gast in een aflevering van Radio Pedis. Luister het hier om je nog meer te verdiepen.
31 juli 2025
Hoe kijk jij tegen de politiek aan? Jouw mening telt.
13 juni 2025
De Molukse keuken door de ogen van Vanessa Wattimena
6 juni 2025
Chef Lelani Lewis over curry, de diaspora en het belang van toko’s
30 mei 2025
Chef Manu Tavares over Black food, activisme en gemeenschap
Je zit in een social media app, daarmee kunnen we je betaling niet goed verwerken.
Klik rechtsboven op de 3 puntjes open pagina in externe browser en word lid!